Zweeds
Svenska
Svenska
9 miljoen
Zweden, Finland, EU, Noordse Raad
VSA, Groot-Brittannië, Canada, Estland, Argentinië, Brazilië
Er zijn geen scherpe dialectgrenzen tussen de Scandinavische talen, en de verschillen tussen het Deens, Zweeds en Bokmål-Noors zijn zo klein dat met een beetje oefening en geduld, de talen onderling verstaanbaar zijn, vooral schriftelijk. In een gemengd gezelschap spreken Scandinaviërs dan ook gewoon hun eigen taal in plaats van een gemeenschappelijke lingua franca. In dit perspectief fungeert het Zweeds als een brug tussen Finland en de andere Scandinavische talen omwille van zijn officiële status als minderheidstaal in Finland. Echter, ondanks de historisch-culturele banden, spreken de meeste Finnen tegenwoordig liever Engels met Zweden, zelfs in de communicatie met hun Scandinavische buren.
Slavernij en lijfeigenschap afgeschaft
Bloedbad van Stockholm
Dertigjarige oorlog
Grote Noordse Oorlog
1 miljoen emigreren naar de VSA
Spellingshervorming in 1906, onafhankelijkheid van Finland in 1917
Sinds een uitgebreide hervorming van de spelling in 1906 is het Zweedse schrift vrij fonetisch, waardoor het gemakkelijker is voor kinderen om te leren lezen, en moeilijker voor buitenlanders om internationale woorden zoals pjäs (Frans pièce, 'folder', 'brochure') te herkennen. Naast de 26 gewone Latijnse letters gebruikt het moderne Zweeds drie typisch Scandinavische letters: een 'å'-variant van 'a', en de umlautletters 'ä' en 'ö'.
Proto-Scandinavisch en Oud-Noors werden met runen geschreven (respectievelijk het ouder en jonger Futhark alfabet).
Oud runeschrift | Jonger runeschrift | Latijnse letter | IPA |
---|---|---|---|
ᚠ | ᚠ | f | /f/ |
ᚢ | ᚢ | u | /u(ː)/ |
ᚦ | ᚦ | þ | /θ/, /ð/ |
ᚨ | ᚨ | a | /a(ː)/ |
ᚱ | ᚱ | r | /r/ |
ᚲ | ᚴ | k | /k/ |
ᚷ | - | g | /ɡ/ |
ᚹ | - | w | /w/ |
ᚺ ᚻ | ᚼ | h | /h/ |
ᚾ | ᚾ | n | /n/ |
ᛁ | ᛁ | i | /i(ː)/ |
ᛃ | - | j | /j/ |
ᛇ | ᛅ | ï / æ | /æː/ |
ᛈ | - | p | /p/ |
ᛉ | - | z | /z/ |
ᛊ | ᛋ | s | /s/ |
ᛏ | ᛏ | t | /t/ |
ᛒ | ᛒ | b | /b/ |
ᛖ | - | e | /e(ː)/ |
ᛗ | ᛗ | m | /m/ |
ᛚ | ᛚ | l | /l/ |
ᛜ ᛝ | - | ŋ | /ŋ/ |
ᛟ | - | o | /o(ː)/ |
ᛞ | - | d | /d/ |
- | ᛦ | R | /R/ |
Het Zweeds heeft twee grammaticale geslachten, gewoon (uter) en onzijdig geslacht. Net als het Engels heeft de taal alle naamvallen verloren buiten een genitief-s, die sommigen tegenwoordig beschouwen als een bezit-markeerder in plaats van een naamval-markeerder. Ook Zweedse werkwoorden merken noch persoon noch aantal. Maar verbuigingsvormen blijven voor geslacht (bijvoeglijke naamwoorden) en aantal (zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden), en er is een enclitisch lidwoord dat de zaken ingewikkeld maakt voor zelfstandige naamwoorden:
Onbepaald enkelvoud | Bepaald enkelvoud | Onbepaald meervoud | Bepaald meervoud | |
---|---|---|---|---|
Gemeenschappelijk geslacht, -a |
flicka
meisje |
flickan | flickor | flickorna |
Gemeenschappelijk geslacht, anders |
stol
stoel |
stolen | stolar | stolarna |
växt
plant |
växten | växter | växterna | |
Onzijdig, eindigend op een klinker |
äpple
appel |
äpplet | äpplen | äpplena |
Onzijdig met medeklinker |
barn
kind |
barnet | barn | barnen |
Onregelmatig |
man
man |
mannen | män | männen |
Het Zweeds heeft maar 2 werkwoordtijden: tegenwoordige (-r) en verleden (-de/-te in regelmatige werkwoorden). Een speciale supiene vorm (-it) wordt gebruikt om met het hulpwerkwoord ha een voltooid verleden tijd te maken, om het moment van spreken duidelijk te maken: han har tagit det (hij heeft het genomen). De toekomende tijd wordt uitgedrukt met het hulpwerkwoord: ska plus de infinitief: {sound3 }(hij zal werken).
De normale woordvolgorde{/ b} in het Zweeds is subject-werkwoord-object (SVO). Binnen syntactische groepen wordt licht materiaal (lidwoord, bepalingen, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden) links geplaatst, zwaar materiaal (bijzinnen, deelwoorden en voorzetselgroepen) wordt aan de rechterzijde geplaatst.
Het Zweeds kan woorden maken door samenvoeging, bijvoorbeeld regionutvecklingssekretariatet (het secretariaat voor streekontwikkeling), dus is het Zweedse lexicon in theorie van onbeperkte grootte. Zweeds heeft weinig woorden uitgevoerd, meestal over eetwaren, soms meer eetbaar (lingon(berry)), soms minder (surströmming), maar ook wetenschappelijke termen zoals angström (een tiende van een nanometer) of tungsten (letterlijk "zware steen"). Grammaticaal interessant is het substantief-affix -is, gebruikt om nieuwe culturele termen uit andere naamwoordstammen te vormen: dagis (dag+is, kleuterschool), kompis (maatje), godis (goed+is, snoep), postis (postbode), kändis (wel+bekend+is, een befaamd persoon) en zijn antoniem, doldis (verborgen+is).
Buiten taalkundige verschillen bakenen de Zweedse dialectgrenzen ook de geschiedenis van Zweden af als een rijk en een zich stabiliserende natiestaat. Zo zijn het Finlandse Zweeds (inclusief het Ålands) en het (bijna uitgestorven) Estlandse Zweeds overblijfselen van de Zweedse nederzetting en de administratie rond de Oostzee, terwijl het Zuid-Zweeds gesproken wordt op het voormalige Deense grondgebied, en de Deense trekken behouden heeft (zoals de medeklinkerverschuiving p, t, k naar b, d, g).
Bron: Wikimedia Commons