Ests
Eesti keel
Eesti keel
Ongeveer 1,29 miljoen
Estland, EU
Zweden, Finland, Letland, Duitsland, Canada, de VSA, Rusland, Australië, Argentinië, Brazilië, Verenigd Koninkrijk, Denemarken
De Estse taal begon zich te vormen in de 12-de -13-de eeuw als resultaat van het vermengen van twee of drie talen, die in het begin van de jaartelling gescheiden waren van andere Baltisch-Finse dialecten. Zowel de Duitse als de Slavische en Baltische talen hebben mede de ontwikkeling van het Ests beïnvloed.
Twee dialectgroepen, die substantieel van elkaar verschillen:
Estse woorden hebben meestal de klemtoon op de eerste lettergreep (al zijn er uitzonderingen, zodat aitäh 'dank je wel', sõbranna 'vriendin' en enkele tussenwerpsels: ahah, ohoh de klemtoon op de tweede lettergreep hebben). Oudere leenwoorden hebben ook de klemtoon op de eerste lettergreep, b.v. miljonär, apelsin, pensionär, terwijl recente geleende woorden de klemtoon hebben gelijk in de brontaal, zoals büroo, psühholoogia, kompuuter .
Klinkers worden duidelijk uitgesproken, zonder reductie. Medeklinkers en klinkers hebben drie graden van lengte: koli (korte “o” – “zich installeren”), kooli (middellange “o” – “van de school”), kooli (lange “o” – “naar school”).
Medeklinkers worden ingedeeld naargelang ze sterk of zwak zijn en niet naargelang ze stemhebbend of stemloos zijn. Bijvoorbeeld de medeklinkers g, b, d, d’ zijn niet stemhebbend, maar zwak, met een lichte articulatorische occlusie, en klinken daarom meer als k, p, t, t’. De Estse k, p, t, t’ wordt uitgesproken met een langere obstructie. Medeklinkers worden niet stemloos aan het eind van woorden. Sterke en zwakke plosieven worden aan het begin van woorden niet verschillend uitgesproken, zo bijvoorbeeld baas ("basis") en paas ("kalksteen") worden gelijk uitgesproken. De klank f komt alleen voor in leenwoorden: film, faktor.
In de meeste gevallen is de uitspraak voorspelbaar volgens het schrift.
Het Ests is een agglutinerend-inflectionele taal. Grammaticale vormen worden geconstrueerd door grammaticale indicatoren en uitgangen worden aan de stam van een woord toegevoegd (bijvoorbeeld: adessief meervoud lauda+de+l (stam + meervoudsaanduiding + naamvalsuitgang) "op tafels"; er gebeuren fonetische wijzigingen (lugema "lezen", loen: "Ik lees"). Woorden kunnen bestaan uit veel morfemen..
Het Ests heeft geen lidwoorden of grammaticale geslachten. Er bestaat een vrouwelijke aanduiding voor woorden die vrouwen betekenen, bijvoorbeeld: tanárnő (“lerares”), titkárnő (“secretaresse”).
Het Ests heeft 14 naamvallen. De naamvalsuitgangen zijn gebaseerd op een verschuiving van de zogenaamde sterke en zwakke graden en als resultaat kan een woord grondig wijzigen: tuba (“kamer”, nominatief), toa (“van een kamer”, genitief).
Persoonlijke voornaamwoorden hebben twee vormen, kort (zonder nadruk) en voluit (met nadruk).
Estse werkwoorden hebben geen aspect-categorie. Er zijn twee grammaticale tijden, de tegenwoordige en de verleden, (imperfectum, perfectum en plusquamperfectum). De Estse tijd wordt uitgedrukt ofwel door de tegenwoordige tijd, ofwel door analytische vormen met het werkwoord hakkama (“beginnen”) (of saama, “kunnen”).
Het Estse werkwoord heeft 4 wijzeni:
Het is mogelijk 4 deelwoorden uit een werkwoord te maken — actieve en passieve in de tegenwoordige en verleden tijd — en ook een bijwoordelijk deelwoord (gerundium): looma ("scheppen"): loov ("scheppend", actief tegenwoordig deelwoord), {sound3 } ("geschapen zijnde", passief tegenwoordig deelwoord), loonud ("geschapen hebbend", actief verleden deelwoord), loodud ("geschapen", passief verleden deelwoord).
Het Ests heeft veel woorden die bestaan uit twee, drie, vier of meer onderdelen: